Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik ben dol op kinderboeken met een gemeen randje. Zo’n boek dat niet super braaf is, waarin niet alles goed afloopt, ouders soms ongelooflijk irritant zijn, goede mensen ook raar zijn, en slechte mensen gewoon echt slecht. O ja, en als die slechte mensen ook nog eens zombies blijken te zijn, dan wordt het nog leuker. Zoals bijvoorbeeld in Zombies op school.
Gelukkig zijn de zombies in dit boek niet half verrotte, uit elkaar vallende lijken. Dan was de kans groot dat je als acht- of negenjarige lezer dit niet mocht lezen. Nee, deze zombies zien er redelijk normaal uit. Ze kijken wel een beetje dof uit de ogen en ze lopen rond in dikke winterkleding, zelfs als het heel warm is, maar verder zou je niet doorhebben wat ze zijn. En dat is dus best lastig. Want als ze ineens in je klas zitten op zoek naar een slachtoffer, dan heb je toch een probleem.
Dat ontdekt Mick dus ook. Zijn beste vriend Jimmy gedraagt zich sinds de repetitie van het kerstspel ineens heel anders. Van een verlegen jongen is hij veranderd in een patser. En tijdens diezelfde repetitie is ook de nieuwe jongen spoorloos verdwenen. Er gebeuren rare dingen en niemand heeft enig idee wat. Nou ja, bijna niemand. Want Mick blijkt ineens een tante te hebben en die weet heel goed wat er aan de hand is.
Mick moet samen met twee vriendinnen uit de klas en zijn vreemde tante op onderzoek uit. Dat is niet makkelijk, want de nieuwe leraar houdt hem goed in de gaten. En zijn moeder doet ook voortdurend erg hysterisch. Wat zijn de zombies van plan? Wie zijn er nu eigenlijk allemaal zombie? En ook niet heel onbelangrijk: hoe versla je eigenlijk een zombie?
Zombies op school is een lekker verhaal en ondanks het onderwerp zeker geen griezelverhaal. Alleen aan het einde wordt het even lekker gruwelijk, maar dan krijg je wel eerst even een waarschuwing van de schrijfster. Het is vooral grappig met een zwart randje. Dus zoek je iets minder braafs, dan is dit echt iets voor jou.